HENGELO - Tegen een vrouw uit Hengelo is acht jaar cel geëist vanwege misdrijven tegen de jezidi-bevolking. De 33-jarige vrouw is in 2015 met haar vierjarige zoontje naar Syrië gereisd om zich aan te sluiten bij Islamitische Staat (IS). Daar heeft ze twee jezidi-vrouwen als huisslavin gebruikt, zo denkt het OM. Het is voor het eerst dat iemand voor de Nederlandse rechter wordt gebracht vanwege slavernij als misdrijf tegen de menselijkheid. Het is ook voor het eerst dat in ons land misdaden tegen de jezidi’s worden berecht.
“Ik brandde van binnen als ik haar kind zag. Mede door mensen zoals zij heb ik twee dochters verloren. Zij heeft mij heel veel pijn gedaan.”
De rechtszaal op Justitieel Complex Schiphol (JCS) is muisstil als één van de jezidi-slachtoffers haar verhaal doet, ruim tien jaar na de genocide op hun volk. Het was in de zomer van 2014 toen IS een grote aanval uitvoerde op de jezidi’s in Noord-Irak, een bevolking met een eigen geloof. IS vermoordde een groot deel van de jezidi-mannen. Het lot van vrouwen en kinderen was zeker zo grimmig, zo vertelde de officier van justitie woensdag:
“Bij de aanval in 2014 nam IS duizenden jezidi-vrouwen en kinderen gevangen, waarbij zij als slaven toekwamen aan de IS-strijders en aan de organisatie. Gevangen jezidi-vrouwen en meisjes werden beschouwd als eigendom van IS en werden openlijk sabaya (slaven) genoemd. Door jezidi-vrouwen en meisjes te beschouwen als oorlogsbuit, rechtvaardigden IS-ers het seksuele misbruik van deze vrouwen en meisjes. (..) IS verkocht jezidi-vrouwen en meisjes op slavenmarkten. Sommige jezidi-vrouwen en meisjes waren aanwezig bij hun eigen verkoop en waren op de hoogte van de bedragen die voor hen werden betaald. Die varieerden tussen de 200 en 1.500 Amerkaanse dollar, afhankelijk van burgerlijke staat, leeftijd, aantal kinderen en uiterlijk.”
Slavernij als misdrijf tegen de menselijkheid
De verdachte, die in 2022 is gerepatrieerd door de Nederlandse regering, woonde na haar aankomst in Raqqa, de hoofdstad van het zogenaamde ‘IS-kalifaat’. Daar verbleef ze in huizen waar twee jezidi-vrouwen als huisslavin moesten werken. Ook de verdachte liet hen huishoudelijk werk verrichten en liet ëën van hen voor haar kind zorgen. Het OM beschuldigt haar daarom van slavernij als misdrijf tegen de menselijkheid. De verdachte wist dat de vrouwen in de huizen jezidi’s waren. Ze noemde hen ongelovigen en dwong hen te bidden, conform de IS-ideologie. Door hen als slavin te gebruiken heeft ze bijgedragen aan de stelselmatige en wijdverbreide aanval op de jezidi-bevolking, aldus het OM.
De verdachte ontkent dat ze de slachtoffers in deze zaak voor haar heeft laten werken. Ze geeft wel toe dat ze wist dat één van de vrouwen, aangeduid als Z., tegen haar wil werd vastgehouden, maar deed niks met die wetenschap.
Verplicht bidden
Jezidi-vrouw Z. verklaart dat de verdachte in totaal ongeveer tien keer in een periode van een half jaar bij haar en een IS-strijder in de woning heeft verbleven, altijd samen met haar zoontje. “Ze ging altijd met ons mee, omdat ik haar knecht was”, aldus Z. De jezidi-vrouw had zelf ook een zoontje, dat door IS in een trainingskamp was gezet. Ze verklaart dat ze bang was voor de verdachte, die haar slecht behandelde:
“Haar zoon was heel erg vermoeiend om voor te zorgen. Ik werd door haar verplicht te bidden.(…) Ik smeekte haar dat ik mijn zoon mocht bellen, maar dat mocht niet. Ik heb haar om hulp gevraagd, maar dat mocht niet. Ik was vaak alleen met haar. Ze had de mogelijkheid om mij te kunnen helpen, maar dat deed zij niet.”
Z. was aanwezig in de rechtszaal. Ze volgde de zitting vanuit een afgeschermde getuigencabine, zodat alleen de rechters en officieren haar konden zien. Ze sprak de rechtbank toe, en vertelde hoe ze destijds constant in angst zat voor het lot van haar kinderen, die ook door IS waren meegenomen. En hoewel ze de verdachte smeekte haar te helpen, koos de verdachte er bewust voor dat niet te doen. Dat gebrek aan mededogen, terwijl de verdachte zelf ook moeder was, dat neemt ze haar het meeste kwalijk.
Slaven van IS
De tweede jezidi-vrouw, aangeduid als S., werd vastgehouden in een ander huis bij een IS-strijder waar de verdachte ook kwam. S. volgde de zitting via een videoverbinding. Haar slachtofferverklaring werd voorgelezen door haar advocaat:
“Alles dat IS ons kon aandoen, heeft het gedaan.”, zegt S. Wat haar is overkomen omschrijft S. als een geestelijke mishandeling die haar heeft getraumatiseerd. Ze rekent het de verdachte zwaar aan dat ze er zelf aan meedeed. “Wij waren voor haar slaven van IS en zij zag mij ook als háár slavin.”
Beide slachtoffers vertellen dat ze met ‘stijgende verbazing’ zagen hoe de verdachte zich presenteerde in de rechtszaal, en beweert dat ze niks in de gaten had. “Dat voelt als een gigantische trap na.”
Naast de twee getuigenverklaringen is er in deze zaak steunbewijs, zoals een verklaring van een andere getuige. Bij het formuleren van de strafeis hebben de officieren van justitie rekening gehouden met het feit dat de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn geweest toen ze in 2015 uitreisde met haar jonge kind. Omdat de verdachte ook wordt beschuldigd van lidmaatschap van IS en het in hulpeloze toestand brengen van haar kind, vindt het OM een forse strafeis gepast. Meegewogen is daarbij ook de houding van de verdachte in dit proces, zo vertelden de officieren van justitie:
“Spijt van wat ze anderen dan zichzelf en haar gezin heeft aangedaan door haar handelen, daar hebben we haar niet over gehoord. En verantwoordelijk voelt ze zich al helemaal niet voor de bijdrage die ze aan IS en aan het vreselijke lot van de jezidi’s heeft geleverd. Ze ziet zichzelf vooral als slachtoffer en plaatst zich daarmee naast de jezidi-slachtoffers, alsof IS-vrouwen hetzelfde hebben moeten meemaken als de jezidi’s. Dat is volkomen ongepast en buitengewoon kwetsend voor de echte slachtoffers in deze zaak.”
De rechtbank Den Haag, die de zaak behandelt, heeft in totaal drie dagen uitgetrokken voor deze zaak. Morgen, op de laatste dag, komen de advocaten van de verdachte aan het woord.