HENGELO - De rechtbank heeft een 33-jarige Nederlandse vrouw uit Hengelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar voor vier feiten: het als slaaf laten werken van een vrouw uit de jezidi gemeenschap in Syrië in 2015, lidmaatschap van terreurorganisatie IS, het bevorderen van terroristische misdrijven en het in gevaar brengen van haar minderjarige zoon. Het houden van de jezidi-vrouw als slaaf bestempelt de rechtbank als misdaad tegen de menselijkheid. De straf is hoger dan de eis van de officier van justitie. Die had een gevangenisstraf van acht jaar geëist.
Aansluiting bij IS en jezidi-vrouw als slaaf
De vrouw was in februari 2015 naar Syrië afgereisd, samen met haar zoon van destijds vier jaar oud die speciale hulp nodig had. Het afreizen naar Syrië was een half jaar nadat de Islamitische Staat (IS) daar het kalifaat had uitgeroepen. Na aankomst trouwde de verdachte met een IS-strijder met wie ze samen een huishouden voerde en kinderen kreeg. De vrouw had het gedachtengoed van IS omarmd. Zo sprak ze in berichten naar haar vader over ‘kuffars’ (ongelovigen), vroeg ze haar vader (en tante) meerdere keren om naar haar toe te komen, terwijl ze hen het leven in IS-gebied positief voorspiegelde en deelde ze foto’s waarop twee van haar kinderen met een IS-hoofdband te zien waren.
In de periode 1 mei 2015 tot 1 oktober 2015 heeft de verdachte een tijdlang in het huis van een andere IS-strijder gewoond. Die strijder hield een jezidi-vrouw als slaaf. Dat was een gebruikelijke IS-praktijk en volgens de terreurorganisatie in lijn met de Koran. In augustus 2014 had IS het gebied rond de berg Sinjar aangevallen, waar een grote jezidi-minderheid woonde, met als gevolg dat honderdduizenden jezidi op de vlucht sloegen en vele honderden omkwamen. Jezidi-mannen en jongens die weigerden zich te bekeren tot de islam werden geëxecuteerd. Duizenden jezidi-vrouwen en meisjes werden naar andere delen van Irak en Syrië overgebracht en onderworpen aan slavernij. Vanwege de schaal waarop dit plaatsvond en de stelselmatigheid bestempelt de rechtbank de aanval op de jezidi en het tot slaaf maken van jezidi-vrouwen als misdrijf tegen de menselijkheid.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier feiten. Ten eerste is bewezen dat de vrouw lid is geweest van IS. Door zich aan te sluiten bij IS en zich te voegen bij IS-strijders heeft de vrouw ook het plegen van terroristische misdrijven bevorderd, het tweede feit waarvoor de vrouw wordt veroordeeld. De bewuste keuze van de vrouw om uit te reizen naar Syrië heeft voor haar en voor haar kinderen onomkeerbare gevolgen gehad. Haar jonge kinderen hebben een deel van hun leven moeten doorbrengen in oorlogsgebied en in door IS gecontroleerde gebieden, met alle gevaren en risico’s van dien. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan. Ernstig is ook dat de vrouw zich bij IS heeft aangesloten en zo de organisatie heeft versterkt. Zij heeft geen oog willen hebben voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied en daarbuiten heeft getroffen.
Ten derde heeft de vrouw zich schuldig gemaakt aan slavernij, als misdaad tegen de menselijkheid. In de uitspraak schrijft de rechtbank dat de vrouw een bijdrage heeft geleverd aan wat de jezidi is overkomen, door de jezidi-vrouw voor zich te laten werken. De Nederlandse vrouw wist van de aanval en van de IS-praktijken en heeft niets gedaan om het leven van de tot slaaf gemaakte jezidi-vrouw te verzachten. Integendeel. De Nederlandse gaf de jezidi-vrouw zelf ook opdrachten om werk in het huishouden te verrichten en om voor haar zoon te zorgen. Het kwalijke daarbij is dat de verdachte dit deed in de wetenschap dat wat er in de woning gebeurde onderdeel uitmaakte van een groter geheel, de wijdverbreide en stelselmatige aanval op de jezidi-gemeenschap. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Misdrijven tegen de menselijkheid zoals deze behoren immers tot de ernstigste internationale misdrijven die er zijn. De vrouw wordt vrijgesproken van een tweede geval van slavernij, omdat daar onvoldoende bewijs voor is.
Ten vierde vindt de rechtbank bewezen dat de vrouw haar minderjarige zoon, die speciale hulp nodig had, in een hulpeloze toestand heeft gebracht door met hem naar het oorlogsgebied in Syrië af te reizen en daar te blijven. In Syrië werd de jongen blootgesteld aan bombardementen en beschietingen. Dat alles heeft nadelige lichamelijke en geestelijke gevolgen voor de zoon gehad.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte. Door die problemen kunnen haar daden haar in verminderde mate worden toegerekend. Ook weegt de rechtbank mee dat de vrouw na de val van het kalifaat in 2019 jarenlang in Koerdische detentiekampen heeft verbleven, onder zeer slechte omstandigheden.
Alle feiten en omstandigheden afwegende, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 10 jaar. Dat is hoger dan gevangenisstraf van 8 jaar die de officier van justitie had geëist. De vrouw heeft twee weken de tijd om in hoger beroep te gaan.
Rechtbank voor internationale misdrijven
De rechtbank Den Haag heeft de zaak behandeld vanwege de verdenking dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan slavernij als misdrijf tegen de menselijkheid. De Haagse rechtbank is de enige Nederlandse rechtbank die internationale misdrijven, zoals misdrijven tegen de menselijkheid, maar ook oorlogsmisdrijven en genocide behandelt.